63
trouw eu oprecht Jood, die de belangen van zijn stamgenooten, waar hij kon, bevorderde. Een vreugdevolle dag was het voor hem, toen hij tot opperhoofd van de Joodsche gemeenten in het rijk benoemd werd; nu kon hij nog beter tot heil van het Jodendom werkzaam zijn.
In dien tijd leefde een groot Joodsch taalkundige, Menachem genaamd. Dezen ontbood Chasdai naar zijn woonplaats, Cordova, om zich daar, vrij van alle zorg, aan de wetenschap te wijden. Hij vestigde zich nu in deze stad en verdiepte zich in de studie der Hebreeuwsche taal. Hq werd de schrijver van het eerste Hebreeuwsche woordenboek (J"Tl3r0)• Een ander geleerde, Du-
nasch, vervaardigde tegen dit boek een geschrift vol aanmerkin-gen; nu werd ook hij door Chasdai naar Cordova ontboden, om zijn studie ongestoord te kunnen voortzetten. Menachem en Dunasch hebben den grond gelegd tot de beoefening der He-breeuwsche taalwetenschap. Van hun werken hebben latere taalkundigen en Bijbelverklaarders veel nut getrokken.
Chasdai bevorderde ook de studie der Joodsche wetgeleerd-heid in Spanje. Tot dusver wendde men zich met moeilijke gods-dienstvragen tot de geleerden in Babylonië, omdat in het Westen de Joodsche wetenschap nog niet zoo degelijk beoefend werd. Doch dit veranderde gelukkig. Omstreeks dien tijd, zoo wordt verhaald, ondernamen eens vier groote Talmudgeleerden een zeereis; het schip werd door kapers buitgemaakt en de passagiers als slaven verkocht. Van de vier geleerden kwamen twee in N. Afrika en twee in Spanje terecht. Zij werden door hun geloofsbroeders uit de gevangenschap bevrijd en brachten nu de Talmudische geleerdheid over in de plaatsen, waar zij zich vestigden. De geleerden, die in Spanje aanlandden, heetten R. Mozes ben Chanog en zijn zoon Chanog. R. Mozes begaf zich naar de leerschool te Cordova, waar hij, arm en ellendig, in lompen gehuld, aankwam. Spoedig had men evenwel bemerkt, dat deze ongelukkige vreemdeling in Talmudkennis alle Cordovaansche