16
steeds op God, Die voor alles zorgt en den menscli na dit leven bet loon voor zijn goede handelingen schenkt. Voor hen was het hoogste levensdoel, den wil van God te volbrengen, al moest men daarvoor soms afstand doen van rijkdom en wereldsche genietingen. In den omgang waren zij zachtmoedig en vriendeljjk en voor hun medemenschen weldadig en barm-hartig. Hun tegenstanders haatten hen fel en beweerden, dat zij huichelaars waren, die zich braaf voordeden en in hun hart God niet vreesden. Ook in latere tgden hebben velen zoo over de Phariseërs geoordeeld, doch tegenwoordig wordt algemeen erkend, dat de Phariseërs door godsdienstzin en rechtschapen-heid uitmuntten. De meeste burgers waren dan ook Phariseïsch gezind en hun denkbeelden hebben gelukkig veel invloed in het Jodendom geoefend.
De Bsseërs hadden evenmin als Tsaduceërs een goed begrip van onzen godsdienst. Want deze leert, dat de mensch door een edel gedrag zijn medemenschen tot voorbeeld moet zjjn en dat Israël onder de natiën door groote deugden moet uit-munten, om zoo Gods naam te midden der volkeren te heiligen. De Esseërs gingen echter juist in geheel eenzame streken wonen, waar zij afgezonderd van de wereld leefden. Zjj baadden iederen morgen, droegen witte kleederen en voedden zich met planten en kruiden. Zij leidden wel een deugdzaam leven, maar in hun eenzaamheid begonnen zjj zich als heiligen te beschouwen, die wonderen konden doen. Het eenvoudige volk vereerde hen dan ook als zoodanig, vooral omdat zij beweerden, op wonderlijke wijze zieken te kunnen genezen. Zoo was dus in de sekte der Esseërs de hoogste heiligheid met het domste bjjgeloof vereenigd.
Jochanan wist door zijn wijsheid den vrede tusschen de partijen te bewaren. De Phariseërs benoemde hjj tot rechters en leeraren en den Tsaduseërs gaf hij posten in het leger. In Jochanans tijd werd ook de Hooge Raad, een lichaam, dat