144
stonden hem bij dezen arbeid ter zijde. Mendelssohns streven vond niet overal toejuiching; sommige rabbijnen, als R. Pinchas Horowitz uit Frankfort, vreesden, dat hierdoor de Talmudstudie verwaarloosd zou worden en de jeugd van het Jodendom zou vervreemden. Over het algemeen begroette men evenwel de nieuwe vertaling met vreugde; het duurde niet lang. of iedere vader liet haar zjjn kinderen leeren en gewende hen zoo meteen aan het gebruik der Hoogduitsche taal.
Mendelssohns verdere werkzaamheid. Werkte Men-delssohn op deze wijze aan de geestelijke verheffing zijner broederen, hij smaakte ook het geluk, te aanschouwen, dat zjjn hartewensch, de gelijkstelling der Joden, zich begon te verwezenlijken. In dien tijd was het lot der Elzasser Joden door drukkende belastingen ondraaglijk geworden; zij wendden zich nu tot Mendelssohn, opdat deze zou trachten, van de Fransche regeering verbetering in hun toestand te verkrijgen. Mendelssohn verwachtte meer van de voorspraak van een niet-Israeliet en op zijn verzoek vervaardigde een hoog-geplaatst Christen, Wilhelm Dohm, een geschrift, waarin hij de staatkundige gelijkstelling der Joden met warmte bepleitte (1781). Nu vatte Mendelssohn ook zelf de pen op; hij liet Menasse ben Israels ״redding der Joden” in het Duitsch vertalen en schreef hierbij een voorrede, waarin hij de beschuldigingen tegen de Joden krachtig weerlegde (1782). Vervolgens vervaardigde hij een belangrijk werk ״Jeruzalem”, waarin hij volkeren en vorsten vermaande, niemand in de uitoefening van zjjn godsdienst te bemoeilijken en niet als rechters in geloofszaken te willen optreden (1783). Het streven van Dohm en Mendelssohn had goede gevolgen; keizer Jozef II van Oostenrijk vaardigde in 1782 het ״tolerantieedict” uit, waarbij vele drukkende bepalingen voor de Joden werden afgeschaft; de Vereenigde Staten van N.-Amerika verleen-den aan alle burgers zonder onderscheid van geloof gelijke