Erets Israël, Het Joodsche Land

HET JOODSCHE LAND. 5

Van uit den trein gezien biedt het landschap tusschen Alexandrië en Cairo niet veel afwisseling. Ezels en schapen ziet men, ook runderen, zooals die met hun groote naar achter gebogen horens getrouw afgebeeld zijn in onze oude platen-bijbels; heel anders zien ze er uit dan ons Hollandsch rundvee. En dan kameelen, die zoo iets eerwaardigs en ouds in hun wezen hebben. Het is alsof zij ook nog wel weten van den tijd, dat de Joden in Egypte in het slavenhuis waren en de Farao’s hen onderdrukten.

Die trotsche Farao’s, de onderdrukkers van toen, ze worden nu in vitrines ten toon gesteld! Hoe voelt men het overweldigende van den totalen ondergang, die het oude machtige Egypte heeft getroffen met zijn tempels, zijn Pyramiden, zijn Sphinxen en zijn afgoden! En wat wordt het nu begrijpelijk, dat verbod aan het Joodsche volk om beelden te maken. Men ziet hier maar al te goed, hoe de kunst er aan werd dienstbaar gemaakt om het volk onder de priesters te houden door ze beelden van gehouwen steen als hun góden te laten aanbidden.

Wat ligt dat alles in de grijze oudheid! En nu zien we in onze dagen een nieuw Egypte ontstaan en wederom een macht worden waarmede men rekening zal houden, al is die macht ook niet zoo groot als die van het oude Egypte.

Het is nu de macht van het geld en het heeft er allen schijn van, dat Egypte weldra voor het Oosten