Op water en brood

6

Den heer Hoofd-Commissaris van Politie te Rotterdam wordt verzocht bovenstaand bevel aan den belanghebbende uit te reiken.

De belanghebbende wordt verzocht, dit bevel ter vertooning mede te brengen en kan alsnog f 50.— betalen ter registratie te Rotterdam.

Ik nam het glimlachend aan, vastbesloten de gebeurtenissen af te wachten.

Toen de 28e September aangebroken was, schreef ik een afscheidsartikel in de „Holland Express”, en thuiskomende begon ik mijn zaken te regelen.

Daar ik zag, er niet geheel gereed mede te komen, deed ik door mijn vriend en verdediger, mr. Winkel, den Officier van Justitie te Rotterdam verzoeken, mij nog eenige dagen (van Dinsdag 28 September tot Vrijdag 1 October) in vrijheid te laten. Mr. Winkel stelde zich persoonlijk borg er voor, dat ik Vrijdag mij zou aanmelden, doch dat, zoo dit niet geschiedde, hij de boete in geld zou voldoen, waarvoor het bedrag bij hem was gedeponeerd.

Het verzoek werd aanvankelijk toegestaan. Toen echter mijn afscheidsartikel in de „Holland Express” onder de oogen van de justitie kwam, ik had het doen toezenden, veranderde de gunstige stemming en mij werd medegedeeld, dat ik door rijksveldwachters zou afgehaald worden of op straat aangehouden, zoo ik mij niet onmiddellijk naar het „Huis van Bewaring” begaf. Tevens verscheen in het „Algemeen Politieblad” een verzoek aan alle organen der stedelijke- en rijkspolitie binnen en buiten het Rijk der Nederlanden, mij aan te houden en gevankelijk naar Rotterdam te voeren, bij welk verzoek mijn signalement en mijn „misdaad” was vermeld.

Het werd dus ernst. Ik pakte dadelijk mijn koffer, deed er verschooning in, wat lectuur, een dik cahier