6i
twee atavistische instincten. Een gevangenis is een burcht van het kannibalisme....”
„Zult gij thans met uw biecht beginnen, verwateneS"' donderde Anubis.
Welaan dan, mijn biecht — de biecht van een professor in de geneeskunde aan de beroemde universiteit van Leiden.
Ik ben geboren uit een familie, waarin van vaderszijde de volgende beroepen werden uitgeoefend: vader, dokter; grootvader, dierenarts; overgrootvader, predikant; betovergrootvader, onderwijzer. Moeder, verpleegster; grootmoeder, onderwijzeres; overgrootmoeder, beroemd om haar kunst-naaldwerken; betovergrootmoeder huisnaaister. Ja, ja, het kost heel wat voor-oefening van voorgeslachten, aleer de natuur in staat is een werkelijken Leidschen professor in de geneeskunde te produceeren. Dacht gij, dat een bijzonder mensch minder kweekkunst en kweekzorg noodig zou hebben dan een raspaard of een zeldzame tulp, mijn waarde Anubis?
Wij waren gedurende vijf geslachten arbeidzaam, leerzaam, oppassend en deugdzaam.
Toen ik vijf jaar oud was, ging ik naar de Fröbelschool en ontving er mijn eerste opleiding. Van mijn zesde tot mijn twaalfde jaar was mijn tijd aldus verdeeld: Opstaan om zeven uur. Studeeren tot acht uur. Ontbijten en spelen tot negen uur. Leeren van negen uur tot twaalf uur. Eten en spelen tot half twee. Leeren van half twee tot vier uur.