Gesterkt en gereinigd door het gebed, het eerste dat prof. Leyden sedert hij student was geworden, had verricht, ging de hoogleeraar op een stoel zitten. Hij merkte niet, dat hij op denzelfden stoel als de zuster, die bij zijn lichaam waakte, zat en de zuster, hoewel zij zich eenigszins loom gevoelde en telkens weer aan den professor dacht, gaf zichzelve ook geen nauwkeurige rekenschap van 't geen op haar schoot geschiedde. Zij vond het niet zoo heel vreemd, zich 's nachts loom te gevoelen en dat zij vervuld was van den patiënt, dien zij had te verzorgen, vond zij evenmin bijzonder opmerkelijk. Toen de zuster de courant ging lezen, las prof. Leyden de courant mede. Hij was nooit een belangstellend courantenlezer geweest, daar hij meer wat hij altijd genoemd had „de eeuwige waarheden" der wetenschap had gewaardeerd, dan de vergankelijke berichten van de courant, waarvan de weervoorspelling doorgaans nog het meest betrouwbaar is. Maar nooit zooals thans had hij het onbeteekenende van wereldsche en erger provinciale courantenberichten gevoeld. Toch, toen hij ten laatste met de zuster, en naar het hem scheen door de oogen der zuster heen, met een