29
en meer in staat tot de functies der zuivere rede dan ooit te voren. Maar met de echt wetenschappelijke voorzichtigheid om nooit een feit aan te nemen, zonder te bedenken, dat een feit altijd resultante is van een ander feit, doch nooit axiomatisch een feit op zichzelf is, ging hij thans na, wat de oorzaak kon zijn van dit ongewoon scherp en helder denken tijdens het toedienen van chloroform-zuurstofdampen met het inhalatie-toestel van Roth-Drager. Terwijl hij hierover nadacht, voelde hij dat de wijze, waarop hij dacht, anders was dan gewoonlijk. Het was alsof het orgaan waardoor de ziel het denken geleidt, alsof zijn hersenen, vervangen waren door een orgaan, dat minder substantieel dan de grijze massa was. Hij voelde dit orgaan niet als grijs maar als cobalt-blauw, intens cobalt-blauw met lichter-blauwe emanaties. En dadelijk stelde hij, wetenschappelijk geschoold als hij immers was, vast dat het orgaan, waardoor hij thans dacht, zoo het al geen phosphorus was, toch zeker phosphoresceerde.
Met dit bewustzijn trachtte hij op concrete wijze op de hoogte te komen van zijn toestand in dezen oogenblik. Doch hij bleek daartoe niet in staat, hoe zeer hij zich ook inspande. Hij had een gevoel alsof hij in rhythmische zweving verkeerde. Daarom besloot hij voorloopig afstand te doen van de concrete observatie en zich over te geven aan de abstracte intuïtie. En dit met een laatste rest van bewustheid doende, stelde hij vast, dat wat hij be-