16
JAN KLAASSEN.
Je ziet, waarde vrienden, dat mijn vrouw een zéér moderne dame is, want zij begint de kennismaking met een
klacht over haar man. Heeft ze u haar kuiten al laten zien____
Nog al niet ? En ze kent u al een minuut. Een onbegrepen vrouw — dat is een vrouw die wil, dat gij welbegrijpend — toegrijpt, kijk maar — — (hij grijpt Trijn in de wangen, die hem met den bezem van zich afslaat).
KATRIJN.
Die is voor jou — en ’t is slechts ’t kort begrip,
Ik geef je graag er tekst en uitleg bij.
JAN KLAASSEN (zijn wang wrijvend)
Dit is moderne lyrische poëzie, zeer smartelijk. De oude rethoriek heeft afgedaan, dichter. Vroeger sloegen de mans de vrouwslui, zooals dat behoort in een welingerichte maatschappij. Maar tegenwoordig is de klop voor ons. Al net als de poëzie der tachtigers — gehaald bij de Britten. Ik stel voor, dat we ons stuk met Engelschen tongval spelen, Hollandsche beschuit met Engelsche jam van Crosse en Blackwell (het Engelsch
sterk accentueerend) Blèk .... oewell.....Blèk . . . .
oewell .... Blèk .... oewell .... Als gij in den Haag zóó de Engelsche jam op de Hollandsche beschuit smeert, ben je zeker van ’t succès.
PIERLALA.
Vergun mij vrouwe, u mijn groet te brengen,
Ik ben een dichter van het goede slag.
JAN KLAASSEN (zijn wang wrijvend) Dat is zooveel als een liefdesbetuiging. Ze harmonieeren al, want haar slag was ook goed .... goed raak!
SPIRITIO.
’k Begroet u vrouwe, hoofd der kunstnaars bent,
’k Ben vol verlangen naar de bentgenooten.