68
MEDEA
Stoot toe ... maar weet het wel, gij wreekt geen onschuld, De boele wreekt gij op de vrouw, de moeder... Stoot toe... mijn boezem is nog blank o Creon,
Zeg koning, zaagt gij ooit zoo blank een boezem ... Hij ’s kuisch... want ik was trouw aan d’ éénen man, Stoot toe ...
CREON
(Laat het zwaard zinken) Ik kan niet... want gij hebt gelijk... Ja waarlijk, gij hebt recht, Medea,... ga ...
Ik bid u, ga... verlaat dit Griekenland,
Hier wonen helden ... Colchis teelt heldinnen ...
MEDEA
Vaarwel, gij heidenvolk, dat vrouwen schent,
Vaarwel — ik ga den vloek mijns vaders boeten,
En wee Thessalië, wee Thessa’s koning,
Gij, die dien man alléén tot koning wenschtet, Vereenzaamd zult gij blijven tot het eind...
(zij gaat af)
EINDE.