56
Te helpen. . . Heil u vrouwe, die zoo toont,
Dat zij zou waardig zijn een troon te deelen,
En zoo ’k Thessaliens volk, dees’ mare kond,
Zal het ook u wellicht ter kroning roepen,
Want men verlangt ook naar een koningin.
JASON
Heb dank gezant, dit woord maakt ’t scheiden lichter. MEDEA
’k Beloof Thessaliens volk, dat nooit een vrouw,
Van dieper dankbaarheid kon zijn vervuld,
Dan ik, als het mij toestaat naast mijn Jason,
Te waken voor het heil van Thessa’s staat.
En weet, al ben ik een barbaarsche, — mij Werd door de góden groote macht gegeven:
Voor Thessa’s heil zou ’k tooverwoorden spreken, Voor ’t heil van Thessa zou de speer ik drillen,
Voor ’t heil van Thessa zou ik ’t gulden Vlies Zijn wonderbare kracht doen uiten ; ook Ben ik de moeder van twee schoone knapen,
De echte zonen van held Jason, en
Tot helden zal ’k ze vormen, sterk en woest,
Dat Thessas toekomst ook verzekerd zij.
(tot Jason)
Uw kindren Jason, zijn thans koningszonen. HERMIAS
Laat ons Thessaliens schoone toekomst zien.
JASON
Ja, breng ze hier, beschut door ’t gulden Vlies,