163
SCHOPPENJONKVROUW
Neen heer, ik ken de jonkers al te goed,
En zeker hebt g'een ander lief dan mij!
Welnu — ik bind u niet, gij zijt gansch vrij,
Die and’re is gewis dwee in het wachten,
Mak als een duif, dat soort de minnaars plachten. Altoos voorkeur te geven, goed mijnheer,
Ga dan naar haar — en blijf als minnaar lui,
Maar ik geef van zoo’n liefde graag de brui! (af)
SCHOPPENJONKHEER
Zoo’n heksje — o, maar ’k laat haar nog niet los,
Die zal ik toonen hoe ik minnen kan,
Ai juffertje, je krijgt mij toch als man!
(snelt haar na)
Zevende tooneel
Prins Whist, Prinses Hombra
WHIST
De klimroos geurt en de jasmijnen bloeien,
Het zomeravondwindje schuifelt in De jonge linde blaadren, vorschen kwaken,
En nachtegalen in het woud ontwaken,
Nu is ’t ook tijd voor mij — hier wacht ik haar. Breng’ deze nacht de harten bij elkaar.
HOMBRA
Mijn lieve Whist...
WHIST
Mijn allerliefste Hombra!