111
En ook — het was wel water, dat gij putte,
Maar thans is het in deze kruik veranderd.
Gezegd is door den grooten toovenaar.
Die leeft in ’t verre Morgenland, vanwaar,
Ik, zijn adept, naar hier gezworven kom,
Als liefde eens dees kruik met water vult,
Dan zal dat water liefdes kracht verkrijgen,
En wie het drinkt, dien zal het wondren brengen... Ziethier, ik stort het nu in deze bron,
(Hij stort het in het bekken)
En zooals eene kleine daad van liefde,
Die men in stilte in dees wereld doet,
Voldoende kracht heeft om een reeks van daden Van liefde op te wekken — zoo dit water, Aanschouw dees bron ...
JOKER
O Heer, 't is louter goud. MAGIËR
En nu steek uwe hand in liefdes water,
Neen, geef ze eerst... z’ is oud en zeer gerimpeld, Diep zijn de groeven in de palm — veel leed,
Moet in uw leven zijn geweest — niet waar?
JOKER
Veel leed, mijn Heer, meer dan ik schier verdroeg 1 MAGIËR
Neen vrouw, eerst dan heeft ’t leed ons doen bezwijken» Wanneer het ons verruwd’, zoolang het ons verzacht, Ons brengt tot het begrip van andrer smarten,