4
vasten muzikalen stelregel: Wat in een zaal wordt gezongen is muzikaal, wat op straat wordt gezongen is niet muzikaal.
En dus was de arme straatzanger bekeurd omdat hij het muzikaal gehoor en gevoel der politieagenten had beleedigd en toen hij zijn vijf dagen met twee ervan op water en brood had afgezeten, had hij den moed niet meer zijn stem op straat te laten hooren — hij die in zijn goede dagen op het podium zooveel triomfen had beleefd.
Wat nu? Hij ging naar zijn kosthuis, zat bedrukt neer en peinsde.
Een lotgenoot, die indirect leefde van de liefde, hij ventte postpapier met een door een pijl doorboord hart er op aan dienstmeisjes, die verkeering hoopten te krijgen, hadden of gehad hadden en ’t weer aan wilden hebben, vroeg den zanger, waarom hij zoo bedrukt was.
„Ik heb geen brood!” zuchtte hij.
„Dan moet je het zien te krijgen.”
„Goede raad____maar hoe?”
„Wat ben je van je vak?”
„Muzikant....”
„En dan heb je geen brood? Man, een muzikant heeft altoos zijn brood. Dat zeg ik je als ervaren dalfer. Ik loop nou bijkans vijftien jaren langs den weg. ’k Heb altijd honger gehad, tot een dienstmeissie