86
zijn oog . . . Het was hem of hij ’t vadertje zóó van hem weg zag gaan voorgoed . . . naar die geheimzinnige verte van den dood . . . dat voor hem nog zoo héél verre land, waar hij anders nooit aan dacht, zijn pezig, taai lichaam, dat nooit ziek was geweest, krachtig voelend en stérk tegen het leven.
„Kon het dan niet? Moest hij, David de Leeuw, die zooveel zorgen had, die zooveel betaalde, wien mudden rijksdaalders door de vingers gingen, zich deze kleine weelde ontzeggen ? Een man met een zaak waarin ruim een ton gouds ’sjaars werd omgezet, kon voor een ouden vader geen paar honderd gulden afzonderen voor een feestje! Was dat geen schande?...
Hij hoorde de stemmen smoezelen boven en achter en vóór, waar de bedienden ijverig aan ’t verkoopen waren. Maar hij voelde zich niet vroolijk er door. Wat gaf het, of er al eens een paar goede dagen waren! Het was werken voor belasting en huur en crediteuren. Als hij den heelen dag van ’s morgens tot ’s avonds in zijn winkel op wacht stond, wonderen van ver-koopkunst verrichtte, dan kwam een wissel of een accèpt van zoo’n Mof en wat met stukjes en beetjes moeielijk was binnengekomen, ging in één plok naar den Mof. Het was werken voor anderen. En nu, daar vóór hem in de straat, rees zijn verderf. Het was er op aangelegd, dat hij pleite zou moeten gaan. Waarom kwamen die twee resjoom juist vlak over zijn winkel? Wat had hij ze misdaan? Vijf jaren lang dreef hij hier op deze plaats zijn zaak. Met moeite had hij stand in dit huis gebracht. Nu kwamen daar aan de overzijde een paar lui, die hem dat ontstalen. Tegen hen op vechten! Hij kon er niet aan denken. Nog méér zorg op zich laden. Zich zelf op nog grootere kosten jagen. Er was hier voor één nauwelijks genoeg. Nu zouden twee daarvan moeten leven!
Vervloekt publiek, waar je geen houvast aan had. Voor één cent goedkooper werd het ontrouw aan een winkelier, bij wien het jaren goed bediend was. Je moest ze zoo behandelen als Ricardi deed. Die had gelijk. Eiken dag een nieuw foefje! Eiken dag een nieuwe bedriegerij. Dat wilden ze...”
Nathan Souget schoof weer voorbij.
„Patroon, kan dat pakkie weg voor i. v. . .
„Met tien stuivers winst? Waarachtig niet . . .