7 2
is men niets en als koopman heelemaal niets . . . heelemaal niets . . . Neen . . . spreekt u mij niet tegen ... ik weet het. . . 'k Moet een accept betalen van drie duizend vijfhonderd gulden, de heele week ben ik er al ziek van . . . Den heelen dag loop ik om ’t geld bij elkaar te leenen ... ’k Heb nog duizend gulden noodig . . . Als ik ’t vandaag kan krijgen, zou ’k er de volgende week graag honderd gulden méér voor teruggeven. . .” ,,Heeft u onderpand of borgen?”
..Borgen niet. . . maar onderpand . . . mijn goederen ... als dat genoeg is . . .”
,,U verzekert mij, dat u het de volgende week kan teruggeven ?” ..Zeker . . . zonder quaestie . . .”
..En waarop grondt u die zekerheid?”
,,Op de ontvangsten in mijn winkel; op de betaling van uitstaande rekeningen ...”
,.Op niets anders? Heeft u geen ander kapitaal?”
„Neen . . .”
„Maar hoe kunt u dan zoo’n groote zaak drijven?... Dat is dan toch gevaarlijk ...”
„Zoo leven drie kwart van de winkeliers ... als ’t ware van de hand in de tand. Het zou mooi handelen zijn als je maar van de bank geld kon halen als je ’t noodig hebt . . ."
„’t Crediet is een ongeluk . .”
„’t Kan zijn. Maar zonder crediet kunnen wij heelemaal niet leven . . . Men krijgt crediet en men geeft crediet — ’t een
reikt het ander de hand . . . Maar ik dwaal af. . . kunt u mij
duizend gulden bezorgen? . . .
„Ik zal ze u leenen . . . maar als oude kennis . . . zonder
rente . . . zonder borg . . . zonder onderpand. . . Uit oude vriend
schap ... Ik herinner mij. dat u in mijn jeugd eens mijn vader het schoolgeld voor mij hebt voorgeschoten ...”
„Gekheid . . . gekheid . . . een kleinigheid, die ik mij niet meer herinner . . . ’k Heb hem nog wel eens heel anders geholpen. ..” „Ik herinner het mij wél . . . Gaat u even mede met mij, naar mijn kantoor ...”
Om vier uur kwam David de Leeuw thuis, doodmoede, bleek, overspannen.