23
„Mijnheer de Clermont, ik dank u voor u beleefdheid. Ik dank u zeer . . .
(
Zij zei dit met in den toon van haar stem voelbaar een uitnoodiging om heen te gaan.
Hij maakte een buiging en ging de kamer uit. Maar hij had haar nu gezien, goed gezien, geheel gezien en ’t allerbest, die roomige keel, die zij één seconde wellicht, had ontbloot.