29 december 1943
Lieve Ruth,
Dank voor je brief en het bijschrift van mams. Naar dat ‘de Hoop’ verdwijnt. Ik had er al zoiets van horen verluiden. Hoe staat het leven? Ik persoonlijk maak het godzijdank wel, een beetje verkoudheid buiten beschouwing gelaten. Daar kom ik niet af. Dank voor de pakketjes, die ik beide in goede staat kreeg. Ook een pakketje van Vosje en bij elkaar drie van Jo. Wil je haar, als je haar tegenkomt, hartelijk bedanken?
Op een aansporing van de N.Rott.Crt om het abonnementsgeld voor het eerste kwartaal ’44 te zenden, heb ik dat gisteren gedaan. Indien ook jelui dat al gedaan mocht hebben, vraag jelui dan het bedrag terug. Voor de toekomst (1 april) mag ik zeker wel op jelui rekenen, eventueel.
Heb jelui het zegeltje ontvangen dat ik bij mijn brief van veertien dagen geleden (of was het al vier weken geleden?) insloot, voor mijn zeswekelijkse pakketje?
Mr v. P. zal mijn zaak bespoedigen; dat is misschien wel nodig in verband met de vooruitzichten.
Op het ogenblik werk ik, loop evenals jij rond in klompen en, bovendien, in een blauwe overall. In den tussentijd lees ik van Schubart Dostojewski en Nietzsche. Zeer interessant, maar wat N. betreft wat gekunsteld, zoals S. een beetje is. Hij redeneert naar zijn stelling toe, maar verbazend knap.
67