Schlesinger en Trottel, dat ik een wonderdokter ben en dat ik de haat, die de Duitse Joden zich hier op de hals hebben gehaald, kan bezweren? Trottel zegt: ik persoonlijk ben niet bang, en het schijnt dat hij geen reden heeft om bevreesd te zijn voor zijn hachje; hij is au fond een goed kereltje, dat alleen maar ijdel is en denkt dat hij in staat <is> mee te helpen, historie te maken. Maar hij is de spreekbuis van bepaalde kringen, waarvan Schlesinger aan de top staat, en hij weet dat het leven van Schlesinger en vele alte Kamp-Insassen in gevaar komt zodra de oorlog afloopt en hier chaos komt. Men kan het elke dag overal vernemen: we hebben nog wat met ze te verrekenen. De klacht tegen Schlesinger is: hij gaat over lijken. Zo ziet hij er ook uit: zelfbewust, hoogmoedig, bruut, koud. Hij is een Emporkömmling, die de macht heeft, met de Joden te doen wat hij wil. Een jaar geleden nog moest een chef van dienst een beleefd briefje schrijven om hem vrij te krijgen van de zg. buitendienst. Het wemelt hier van Emporkömmlinge, grote en kleine, die in het gewone leven handelsreizigers of kleine advocaten waren en hier in het lugubere spel der Jodentransporten gewichtig politiek hebben gevoerd en met een hoge borst rondlopen. Tegenwoordig iets minder: Schlesinger is uit de omstandigheden naar voren gekomen, zoals Sluzker uit de omstandigheden naar voren is gekomen: hij is onder toezicht van Gemmeker, de koning over de Joden, diens plaatsvervanger. Hij heeft alle voordelen van zijn positie genoten en geniet nog altijd deze voordelen; hij glimt van voldaanheid en barst van zelfvoldaanheid; hij heeft als een dictator mannen en vrouwen op transport gezonden, die dachten dat zij zich op Westerbork hadden ingekocht, anderen heeft hij van transport vrijgesteld om redenen, die men liever niet onderzoekt. Hij heeft mannen afgestoten, beledigd, vernederd; hij heeft vrouwen begunstigd. Hij is niet schuldiger of minder schuldig dan de potentaatjes, die op lager niveau precies hetzelfde hebben gedaan, maar hij staat hoog, men ziet in hem de knecht van Gemmeker, hij is daardoor kwetsbaarder voor de pijlen, die gegriefden, gekwetsten, beledigden, querulanten klaarhouden voor het ogenblik dat het ‘los’ gaat. De dictator Schlesinger is schuldig, omdat hij zich de macht heeft laten delegeren door de knecht van de Groot-Inquisiteur, maar ook is schuldig elke Jood, die van de macht van Schlesinger, en van de invloed der miezerige potentaatjes, die zich in zijn schaduw koesteren, hebben geprofiteerd. Voor elke man en elke vrouw, die Schlesinger op eigen initiatief of op instigatie van anderen ‘eruit heeft gehaald’, heeft hij een andere man en een andere vrouw moeten leveren: dat was voor hen die de dans ontsprongen geen geheim. Schlesinger is echter schuldiger dan ieder ander: hij heeft van zijn macht misbruik gemaakt om zich datgene te verwerven wat hij anders niet had kunnen
107