maandag 2 augustus Al een kleine week houdt een ondragelijke hitte aan. Het is in de barakken om te stikken, buiten de barakken om te smelten. Westerbork ligt kaal, onbeschermd; geen verzachting van de hitte door schaduw. Brandende, verzengende zon op een stuk zand, met barakken. De mensen, die ‘dienstfrei’ zijn, zoeken verademing en rust in de spichtige bosjes eikeloof of sparregroen, die op het zand zijn aangeplant, of in de armelijke erica van de heide binnen het kamp. Het windje van fijn zand, dat hier het leven buiten de barak dikwijls bezwaart, is gistermorgen uitgedijd tot een soort sirocco, die wolken zand deed opstuiven en het gaan tot een pestilentie van verblinding maakte.
De hitte sloeg als vuur uit de bodem. In de verte speelden de flitsen van een onweer in de lucht. Zou het hierheen komen, zou de regen het vuur van de aarde doven en het smerige losse zand binden?
De flitsen bleven hun valse spel spelen, het onweer ging ons voorbij.
Tegen de avond kwam de hele bevolking van Westerbork naar buiten, naar verademing snakkend. In de straatjes tussen de barakken hoopte het volk zich op, in de bosjes wemelde het van leven, de heide was zwart gespikkeld, voor de een-, twee- of driefamiliehuisjes vormden zich theepartijtjes-zonder-thee; op de geschroeide weitjes tussen de huisjes zochten velen rust voor de lome ledematen. Voor de gemeenschapshuisjes der vrijgezellen verzamelde zich de jeugd, die in de buitendienst werkt, rondom naar buiten gebrachte tafeltjes en stoelen; ettelijke honderden.
Een violist en een harmonicaspeler brachten leven in de brouwerij met populaire wijsjes. Een sfeer van verwachting in de zwoele zomerlucht: zou het een kermesse d’été worden? Al deze jonge mannen en vrouwen, die kunstmatig van elkaar gescheiden worden gehouden, in voortdurende hoogspanning leven, zouden zij de verleiding kunnen weerstaan en niet ten dans gaan? Zij luisteren met welbehagen naar de meeslepende muziek, maar een stille afspraak bepaalt hun gedrag: geen man grijpt een vrouw, geen jongen een meisje om het middel. De gelatenheid, de ernst overheerst. Tot diep in de avond blijven de mensen buiten, blijven de muzikanten hun melodieën spelen. Paren sluipen weg, langs hopen steenkool, langs honderden geraamten van hoog opgestapelde ledikanten, langs links en rechts opgetaste voorwerpen, naar de buitenkant van het kamp. Langs het prikkeldraad draadloze vrijages tussen patrouillerende maréchaussées en Jodinnetjes, die met de maréchaussées oplopen. Tegen elf uur sluipen zij weer terug naar hun barakken, voor het strenge avondappèl, langs barakken en uitkijktorens, die op bordpapier gelijken. De sfeer van Westerbork is die van een filmstad: kunstmatig, surrogaat. Vanmorgen een nieuwe sirocco. De vliegenplaag is ondragelijk. De tafels zijn bedekt met vliegen, die bij troepen een aanval doen op de etenswaren. Zij maken het ontbijt, het middageten,
105