Woordenlijst
Nederlandse woorden van Joodse herkomst. n.b. De oorspronkelijke Hebreeuwse woorden die de achtergrond vormen van de overeenkomstige Jiddische, zijn in de hier volgende lijst aangegeven volgens de Asjkenazische uitspraak, zoals die in het Nederlandse Jiddisch (deel uitmakende van het Westjiddisch) gebruikelijk was; zie pag. 10.
Afwijkende spellingen die in het Nederlands vaste voet ge-kregen hebben, zijn aangehouden bijv. g in plaats van ch; zie pag. 16, noot 14.
De Jiddische woorden in deze lijst zijn uit het Hebreeuws af-komstig, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven, bijv. Almemmer < Jidd. < Arabisch Sappelen < mhd.
aram. abba = vader, via gr. lat. abbas; abba is ook een eretitel van Joodse geleer-den in de Talmoed, met dezelfde betekenis.
< jidd. eten.
zie ochgenebbisch.
jidd. uitspraak van hebr. adonaj z.a.
het gebruik van addenoj wordt, behalve bij
het gebed en de Toralezing vermeden.
Daarbuiten bedient men zich o.a. van deze
afwijkende vorm.
< hebr. mijn Heer, als Godsnaam gebruikt, afgemat, doodop < jidd. afpeigeren zie peigeren.
zie rojemen. zie almemmer.
< jidd. < arab. alminbar; platform in de synagoge, waar o.a. uit de Tora wordt voorgelezen.
< hebr. ahaliem, specerij uit aloëhout. mhd. alles = immerfort; zeer gebruikelijk in de taal van de Amsterdamse Jodenbuurt, mogelijk van daar in de Nederlandse volks-taal overgegaan == steeds maar weer, telkens, zie Kluge E. W.; als: adverb.
Abt
achelen achgenebbisch addenoj addenom
adonaj afgepeigerd
afrojemen
almemor
almemmer
aloë
als maar