12 Inleiding
Nederland daarentegen is de betekenis verslechterd tot: slim, geslepen, gewiekst, uitgeslapen. De alleen Nederlandse afleiding goochemerd betekent in het algemeen gladde kerel, al heeft het Bargoens deze term gereserveerd voor de rechter van instructie. Mogelijk is het in die omgeving toch een onderscheiding, maar waarschijnlijk lijkt het niet. Een soortgelijke ontwikkeling valt waar te nemen bij gis(= ches), de eerste letter van goochem. Gozer verminkt uit het Jiddisch chosen; dat betekent bruidegom, niets meer en niets minder. In de Nederlandse volkstaal is het een nog al grof woord geworden, synoniem met kerel of vent, in minder gunstige of minder vriendelijke zin bijv. ״Wat mot die gozer van me?"
Kalle Zo en nog erger is het met zijn kalle gegaan. In het Jiddisch is kalle = bruid, een keurig woord. In het Nederlands is het zo ver afgezakt dat het ook al gebruikt wordt in de zin van publieke vrouw, terwijl het verkleinwoord kalletje in bepaalde kringen de associatie met Walletje oproept.
Hoteldebotel heeft niets met hotel uit te staan. Het is misvormd uit het in het Nederlandse Jiddisch heel gebruikelijke ״overwotel" = overstuur, in de war. Het is thans algemeen geworden in de zin van ״dol, stapelgek".
Kapoeres In het Jiddisch = verzoening, zoenoffer. Op de lange kronkelweg van het Jiddische kappore naar het Nederlandse kapoeres heeft het de wel zeer sterk van de oorsprong afwijkende betekenis gekregen: kapot, verloren weg, naar de haaien. Koosjer In eigen omgeving = geschikt, eerlijk, betrouwbaar, rein. Maar de Nederlandse woordenboeken vermelden: het is niet koosjer, het is niet pluis, het is verdacht. Niet zo ver, maar toch een stapje verder, dan de gedachten in eigen milieu gingen.1Lef Eigenlijk = hart, over durf naar de Nederlandse betekenis: branie, opschepperij. Het gaat daar een zelfstandig leven lijden in samenstellingen als: lefhebber, lefjongen, lefgozer, lefschopper, leftrapper, lefwater en zelfs: op lef zuipen d.w.z. zonder te betalen; alles in ongunstige afwijking van het stamwoord.2Lou(w) loene De betekenis is niet bepaald veel ongunstiger ge-worden, maar de uitdrukking is ontleend aan de statige aanvangs-woorden van psalm 115, lou lonoe = niet ons (vervolg: o, Heer,
1 Zie Stoett I, pag. 506 no. 1264.
2 Meer voorbeelden bij Stoett I, pag. 543/544 no. 1355.