GESCHEIDEN VROUW. 5
ken niet. De klap in drift gegeven berouwde hem. Vriendelijk stond hij op, nam Wim op zijn knie, streelde hem.
„Ben je mijn lieve jongen?”
Ja papa.”
„En hou je van me?”
Ja papa.”
Stil zat hij met het kind op de knie, er over verontrust dat zij weer in de stad was, zij. En willende wéten begon hij voorzichtig te polsen.
,Malle kinderen, hoe kwamen jullie er op... dat je mama... Wie zag haar het eerst, jij of Mies?”
Ze zwegen, verlegen kijkend elkander in de oogen.
„Nou?”
„Ikke,” zei Mies.
„En hoe zag ze’r uit?” vroeg hij lachend, onge-loovig.
„Dat weet ik niet,” zei Mies naar den grond ziend.
„En jij, Wim?”
„Ik heb haar heelemaal niet gezien,” zei Wim.
„En wat heb je straks dan gejokt?”
„O, dat was zoo maar.”
Onrust dreef in hem op.
„Waar zag je het rijtuig?”
„Bij ons in de straat,” zei Mies, verlegen, hem niet aanziend.
„Hoe was ze gekleed?”
„Dat weet ik niet,” zei ze, bijna op huilen af.
„Ik zal niet boos worden.... malle meid, zeg maar alles!”
„’k Heb ’r niét gezien,” huilde Mies: „’k Heb ’r niet gezien! ”
Hij voelde dat de kinderen logen, dat zij iets