ANALYSE VAN EEN GEMOEDSTOESTAND. 6r
op de gezellige wijze, waarover Mantegazza het reeds zoo uitvoerig gehad heeft in verband met het zieleleven van ’n mensch.
Kort bleet hij thuis. Het was een droge dag. Het zonnetje scheen vroolijk.
Voor de winkelkasten verdrongen zich de voorbijgangers en voor ’t eerst van zijn later leven keek hij mede naar de uitstallingen der koopwaren.
Dan flaneerde hij verder, van winkelruit naar winkelruit en voortdurend steeg zijn gevoel van frischheid, verjonging, nieuwboren leven.
Dat deden de schoenen.
Hij gevoelde zich als een goedgekleed, welbeha
gelijk individu.
Het was altijd zijne illusie geweest krakende laarzen te bezitten.
Het gekraak maakte hem deftig, zelfbewust, zeker, lenig. Met nog geen gulden in zijn beurs voelde hij
zich aristocraat, kooplustig, en nadat hij zich had
laten scheren, was hij van zulk eene weelderigheid geworden, alsof hij fortuinen te verteren had.
Zijn laarzen kraakten over het asphalt, kraakten in den barbierswinkel, kraakten op de stoepen, kraakten in den sigarenwinkel waar hij er vijf voor een dubbeltje kocht, kraakten in de tijdingzaal van De Telegraaf, waar hij de prenten bekeek, kraakten weer op het asphalt, kraakten in de slijterij waar hij zijn dagelijksch borreltje pakte. Want dit heb ik bij al het voorgaande, bij het alleen denken aan de krakende bottines, vergeten te verhalen, dat mijn kennis, door de vele tegenspoeden, door het zuur ge wurm om te blijven bestaan, aan een borrel gewend was geraakt. Die borrel gaf hem veerkracht als zijn veerkracht gebroken was, die borrel was hem een troost, een illusie-verwekker, een hoop op de toekomst.
En zoo langzamerhand zonder aan drank verslaafd