Tol. Kan ik u helpen?
Kunst. Nee, gaat u maar! Ik dank de heeren wel.
Stom. Tot straks, burgemeester.
NEGENDE TOONEEL.
De Burgemeester, Mevr. Kunst.
Kunst (sorteert met 'n bedenkelyk gezicht de stalen).
Mevr. Kunst. Goeien middag. Ik zeg goeien middag! Kon je geen antwoord geven?
Kunst, ’k Kan toch niet ruiken dat je binnen komt!
Mevr. Kunst, ’k Zou wel willen weten, wat jij wèl kan ruiken! (een stilte). Natuurlijk nog geen staal uitgezocht?
Kunst. Wat drommel me kop staat ’r niet na! ’k Heb haast geen tijd gehad koffie te drinken!
Mevr. Kunst, ’t Is toch akelig zoo’n drukte!
Kunst (opstuivend). As je me niet gelooft!
Mevr. Kunst. Je gelooven ? D’r voert hier niémand wat uit. Jij niet en de anderen niet! De bode staat romannetjes te lezen — as je voorbij de secretarie komt, kletsen ze zóó dat de deur ’r van dreunt — en jij... ’k hoef maar na de tafel te kijken!
Kunst. Heb ’k niet zés paar vanmorgen getrouwd?
Mevr. Kunst. Je ziet 'r bleek van! Zes paar trouwen! ’t Is om ’r bij neer te vallen! ’n Lesje opdreunen. Mekaar volgen, gehoorzaamheid, zoo-geef-mekaar de-rechterhand... As ze jóu kenden, zooas ik je ken, liet niémand zich door jou trouwen.
Kunst, ’k Zal maar denken: „wordt vervolgd”, ’k Ga na de Raad.
Mevr. Kunst. Je gaat niét na de Raad, vóór je ’n behoorlijke stof heb uitgezocht!
Kunst (ongeduldig). Dat héb ’k gedaan!