niet de gewoonte in m’n woorden te blijven stèken.
De Wet. Hèhèhè! Daar zit ’m juist de kneep. Jij ben altijd zoo lang van stof. Minstens ’n kwart van de handelingen staat op jouw naam!
Kunst [klopt). Tot de orde, mijneheeren! Stil nou, secretaris! Ik stel voor de bijeenkomst op te heffen en even te pauzeeren vóór we naar de raadszitting gaan.
Staal. En dat andere stuk, burgemeester?
Stom. Nee, we hebben ’r onze bekomst van.
Staal. Ook dan maar weigeren?
Kunst [ongeduldig). Van wie? Van wat?
Staal. Dat andere stuk van de Koninklijke? Net ’t eenige ding, dat ’r mee door kan.
Stom. ’r Kan niks mee door!
Staal, ’k Heb ’r wèl om gelachen! Da’s waar! Toe me vrouw me in de afgeloopen nachten, terwijl ’k bij de kaars zat, me zoo rauw op me dak kwam, burgemeester, heb ’k ’r aardigheid in gehad sommige brokken voor te lezen! Hahahaha! ’t Heet De getemde feeks. De historie van ’n wijf, kwaadaardig as ’n spin, die zich niks door d’r man laat zeggen, hahaha! — en die as ’n mirakel getemd wordt.
De Wet. Op ’t tooneel kan ’m dat glad zitten...
Kunst. Hahaha! Hoe heet die knappe man?
Staal. P e t r u k i o, burgemeester! Dat heb ’k me vrouw vannacht nog gezeid (leest): „Gij fronst het voorhoofd niet, ge kijkt niet donker, bijt niet zooals een feeks doet, op de lip, gij hebt geen lust in vinnig tegenspreken, maar uwen echtgenoot boeit gij allerliefst met vriendlijk-zacht vertrouwelijk gesprek "... Hahaha! Is ie goed heeren ?
Kunst. Hahaha! Ik geef die Petrukio honderd gulden als ie straks kans ziet mijn hond over de looper in mijn huis naar binnen te nemen... {algemeen gelach).