37
haalde de plank van de kast verder leeg. Het brood was wat oudbakken. Ze dee drie dagen met een pondje. Ze stak het lichtje onder het theewater aan en telde de sardientjes in het busje na. Er waren er nog vijf. Op sardientjes was ze dol. Eens om de tien dagen kocht ze een nieuw busje van zeven en twintig en een halven cent Eiken dag, ’s morgens, at zij er één met een beetje van die „lekkere” olie. Soms had je voordeelige bussen met tien sardientjes, maar ’t gebeurde ook wel — zulke bedriegers —, dat er maar acht of negen in waren.
Bij haar eerste twee boterhammen at zij het sardientje, bij de derde een zacht ei. Ze dee ’t tien jaar lang, hapje voor hapje. Het was lekker en zuinig. Een tweede ontbijt gebruikte ze nooit. Als het water suisde, lei ze ’t eitje er in, bleef geduldig vijf minuten naar de pendule kijken en in den spiegel en zat tegen elf uur te ontbijten, eerst een half sardientje met éen boterham, dan het andere halve sardientje met de tweede boterham, dan het eitje met de derde boterham. Wasschen dee ze zich, als ze ontbeten had, als ze de laatste kruimels van het bord gepikt had. Als je je eerst waschte, maakte je je toch maar weer vuil in het huishouden.
Ze bad nog eerst met de oogleden als luiken voor een grutterswinkel en de manshanden gevouwen met één pink op het bord. Dan begon ze te ruimen, te vegen, te stoffen. Ze dee ’t bedaard, zeker, alles in de nauwkeurige, mathematische opvolging van alle dagen. De theeblaren, die ze gebruikte voor het vloerkleed, werden van de deur naar het raam toe en niet omgekeerd gestrooid en ze zou er geen seconde over gedacht