VERHAALTJE.
„Sam!”
Een grom onder de dekens.
„Sam! Hé!” ...
’n Kreun.
„Sam!”
„La-me met rust!”
„Ik ben ’t!.... Leg je nou nog in je nest?”
Weer ’n kreun.
„Sam, wor nou wakker.... ’t Is bij tweeën.”
’n Slaperig, leelijk hoofd met verwarde steile haren en lichtdronken oogen steekt verschrikt boven ’t dek.
„Bij tweeën?,... Dat valt mee. Ben jij al op de vlakte?”
„Kom d’r nou uit! Ben je an de boemel geweest?” »Nee, ’k heb gewerkt tot half vijf vanmorgen.... Laat me nog maar wat liggen .... Ik ben gaar. ” Maar Lou (l) begint in de keuken een aria te brullen en het daglicht plast vroolijk door de alkoofdeuren.
„Wil je er uit komen, Sam. Ik wou je iets zeggen, iets ernstigs.”
Wakker kijk ik nu op, om den serieuzen toon. Rob is bleek en doet vreemd.