18 TWEEDE KAPITTEL.
van zuurstof, waterstof, Goethe en trigonometrie, daalde tot den slachtkelder en het zwijn. De eerste dagen, stil en chagrijnig, dee-ie enkel z’n mond open om Sander, den ouwen knecht, geleerdheden te vertellen over de ruggegraat, de wervels, de schedelbeenderen, ’t gebit, de maag. Klukte ’t bloed van ’n pas geslacht zwijn in den emmer, dan verhaalde hij vreemde dingen van witte en roode bloedlichaampjes en kwam pa benee voor de finesses van worst, hammen en zult, dan geurde-die zelfs met n opgevangen woord latijn en zei „laten we s u s-lapjes maken, pa.” De levenswerkelijkheid is 'n droevig ding. Sterker geleerden vergeten hun jeugdzwoegenissen, werpen algebra, bolvormige driehoeksmeting, astronomie en de formules van organische scheikunde als ballast overboord. "Waartoe te behouden wat *n nuchter bestaan als dood materiaal verschopt? In weinig maanden was Pieter z’n te veel kwijt, ging-ie op in de kunst van het zwijn, in het volledig verwerken der vak-geheimenissen, waarvan velen smullen, doch weinigen de uitverkoren artiest-inge-wijden zijn. Zwaluw Senior leerde hem beginselen en grondbeginselen, 't stoppen van worsten in soorten, ft behandelen van zwijnsbloed, ’t rooken en koken van ham, 7t bereiden van fricadellen, ’t kloven van varkenspootjes, de wiskunstige maat