EEN STRIJDER. IX3
gehaald. Aan den deurknop hing *n ruiker wilde duinbloemen, aan de schel een tweede, op de stoep lei 'n derde. Je wordt niet graag voor de mal gehouden, allerminst bij alles afneuzende overburen — we sneden de ruikers ’n weinig nijdig af wierpen ze onheusch in 9t ruiterpad van den weg, dat door het gemeentebestuur dezer plaats ten gerieve van honden die uitgelaten worden, gehandhaafd blijft. De luilak-grap zou vergeten zijn, hadden we den heer Caesar Löwe niet een paar uur later ontmqet.
„De kellner vertelde me gisteravond,* zei hij hartelijk de beide handen uitstrekkend: „dat ik de eer had met den heer Falkland te spreken. Ik nam mij daarom vanmorgen vroeg de vrijheid, u wat bloemen te brengen.”
„Dank u zeer. Het was een bijzonder aangename verrassing,” antwoordden we.
„En nu ik weet,” vervolgde hij: „dat u ’n groot blad tot uw beschikking heeft, dat u zich zeer interesseert voor de gezondheid van 9t volk, zou ik u eens gaarne mijn Sanatorium willen laten zien. Mag ik u mijn adres geven?”
„Staat u aan ’t hoofd van ’n Sanatorium,” vroegen we belangstellend.
„Ja, ja,” knikte hij: „en wat sterker is —ik heb de manier ontdekt, hoe ieder, rijk of arm, *t zich zonder onkosten mogelijk kan maken, om z’n leven aanmerkelijk te verlengen door in z’n eigen huis lucht- en zonnebaden ad libitum te nemen.”
„Zoodra we 9n uurtje vrij hebben, komen we uw inrichting bekijken, beloofden we, van den vreemdeling, wiens bloemen-hulde we zoo zuur hadden uitgelegd, afscheid nemend. En omdat het adres, keurig van handschrift, onze nieuwsgierigheid gaande hield — er stond woordelijk dit:
Schetsen Falkland. XII.
8