EEESTE TOONEEL.
De moeder. De dienstbode.
De moeder {bezig met het opruimen van een
tafeltje naast het 'kamerschut'). Zoo, Leuntje, vlug de boel ruimen. Hou op je hand, née, je éene! Dat dekentje hang je uit op de plaats, ’t spreitje breng je boven op de slaapkamer — de luiers doe je in de teil. — Wat snuffel je!
De dienstbode. Je zou zeggen dat ’t van ’n gróót mensch is — zoo’n lucht met permissie.
De moeder (blij). Ja, hè? Heerlijk, hè? En
de twéed'3 maal vandaag.
De diens tbode (verheugd-verbaasd) . . . . De twééde maal?
De moeder.... Vanmorgen toen ze wakker werd en nou — heerlijk, hè? — Zachies wat! ’k Geloof dat ze slaapt. — En de poeierdoos — En ’t leege fleschie — En . ..
De dienstbode. Ken ’k allemaal niet dragen met me eene hand.