112 MUZIEK.
kunnen spreken, zonder eenig resultaat, precies alsof ik een blindgeborene een idee van 7t licht zou willen geven.
Wat u een nadeel van de absolute muziek toeschijnt, nl. dat ze niet onder woorden te brengen is, is juist een voordeel, „Waar ’t woord ophoudt, begint de muziek”. Zij wendt zich, misschien meer rechtstreeks dan eenige andere kunst tot het gemoed; met de eenvoudigstë middelen kan zij stemmingen, van geluk, droefheid, vrede bij ons wakker roepen, zooals ze met geen woorden te omschrijven zijn, zoo onmetelijk ver staan ze boven de werkelijkheid. Bovendien kan een absoluut muziekstuk zich aan ons voordoen als een organisch geheel, als een bouwwerk in tonen; dat hangt dan af van de wijze waarop de componist zijn melodieën weet te gebruiken en te rangschikken. Om dit alles echter te kunnen begrijpen, moet men de „taal” der muziek kunnen verstaan, d. w. z. van nature een daarvoor ontvankelijk gehoor gekregen hebben. Dit laatste is bij u niet het geval, als blijkt i°. uit uwe jeugdliefhebberijen; 2°. uit uw verlangen naar een titeltje „Nocturne” of zoo iets, boven een muziekwerk. Verstondt gij de muziek, dan zoudt gij misschien juist de muziek zonder nadere omschrijving prefereeren. Over de 7e Symphonie zal ik nu zwijgen, omdat het wat te zot zou zijn, om hier Beethoven te gaan verdedigen. Uw heele muziek vertoog doet denken aan een professor, die voorlezingen over 't Grieksch wil houden zonder zelfs ’t alphabet van die taal te kennen, aan zooals ik reeds zeide, een blindgeborene, die de zon niet ziet, maar nu bovendien zijn medestervelingen uitlacht, die zich verbeelden dat zonnelicht wèl te zien ...
In plaats van nu eens te denken: „Zou ’t mogelijk zijn, dat ik, Falkland, me hier vergis”, orakelt ge maar door, maakt allerlei gevolgtrekkingen, die