DE MOF. 33
„Stom? Wel nee.... Die was dronken.”
„Ik zeg je: de Mof weet ’t niet!”
„Morgen, mijnheer.”
„Morgen mijnheer de directeur.”
„U hebt Willemsen uit de klas gezonden?” „Jawel, mijnheer. Die jongen is zoo ongezeggelijk” ____
„Andere leeraren klagen toch niet.... U hebt niet voldoende tact.... De jongens maken bij u zoo’n leven, dat uw collega’s er over spreken .. .. Apropos .... Hoe maakt het uw dochter ? al beter?” „Nee.... Ze wordt niet beter” ....
„Niet beter?”
„Nee....”
„Wel, wel.... Zoo’n jonge vrouw.... Enfin, niet den moed laten zakken, nooit den moed laten zakken. Tot ziens!”
„Goeien morgen, mijnheer.”
„Zullen we Willemsen Woensdag nahouden?” „Uitstekend mijnheer.”
„Goeien morgen .... Beterschap” ....
„Goeien morgen, mijnheer.”
Schetsen Falkland. I.