Bij den geluwen schijn der dicht op tafel hangende lamp zaten ze zwijgend met avond-fletse gezichten.
Zacht glansden de breinaalden in moeder’s hard-bleeke handen en een oogenblik klonk niets dan’t verlegen getikkel der elkander bevechtende naalden.
„Schei nou uit met lezen,” — zei eindlijk knorrig de vader. Het hinderde hem dat Netje zoo las in meegaand beweeg met de regels, méér nog dat ze terwijl de laatste kruimels van ’t bord poogde te grijpen.
„Nou!”, klaagde Net zeurig zonder te luistren.
„Hoor je me niet ? Dicht met je boek!”....
„Alsof ik ’t kan helpen,” zeurde Jet voort.
„Vraagt iemand je wat?” — snauwde driftig de vader.
Het boek klapte dicht en ’t kind schokte onwillig terug in den stoel.
Opnieuw benauwde gezwij g. Moeder verzette den bril en wèer haakten de maagre vingers in ’t zwart, soepel-meedeinend sajet. Marian, die slaapdoezelig keek naar de lamp, geeuwde nu luid, pogend te smoren ’t geluid in haar hand.
„As je slaap heb, ga dan na bed!” — knorde vader daadlijk bereid.
Schetsen Falkland. VI. i