DROOMPAARD.
Ja, het was weder een heel malle historie, nog* maller dan de bezoeking van ruim drie jaar geleden. Overdag had ik woningen gezien, woningen in de Pijp, woningen op de Keizersgracht, woningen éen, twéé, drie-hoog, woningen, met vieze tuintjes, woningen met naar gekookte kool riekende buren. Alles had negatieve eigenschappen. Maar op den Diemerweg, een heel eind buiten de stad stond een gewezen boerenhoeve, herdoopt als V i 11 a (met een of anderen) Lust. Dat leek me bijzonder: een huis zonder buren, mét een stuk weiland en achter den boomgaard met twee appelboomen.
„En hier mijnheer,” lei de weduwvrouw-huisbe-waarster uit, terwijl zij de deur van een steenen schuur opende: „hier heb u gelegenheid voor de wasch en stalling voor twee paarden.” „Voor twee paarden?” informeerde ik.
„Voor twee paarden en een koe,” zeide zij.
„O, dat is heel makkelijk,” merkte ik op: „maar de ruimte lijkt me wel wat klein voor drie beesten.” „Nou maar u kan ze d’r rustig stallen,” zei de weduwvrouw.
Ik bedankte haar, liep peinzend den weg naar de sympathiek-stinkende gasfabriek terug, eenigszins
42