BEKLAG VAN DE ROOS.
Toen de Provenceroos door het wreed ingrijpend mes gestorven was, belastte zich het Maartsch viooltje met de aanzeggingen.
De donkerpaarse blaadjes als een monnikskap omhoog, betrad zij de serre 1).
Het was er vriendelijk warm. Door de ruiten die bemost leken als aquariumwanden scheen de voorjaarszon. Maar op de boomtakken er achter glansde heller de versch gevallen sneeuw.
Het eerst sprak het viooltje een bottelroos aan, die knus zich te warmen stond, welbeschut door een laag turfmolm.
„Lieve vriendin,” zei de bode: „namens de bloedverwanten heb ik de eer u mede te deelen, dat de Provenceroos vannacht overleden is.”
„Wel, wel, klaagde de roos, hare kroonbladen en donkerroode bottels diep buigend: „dat is héél schrikkelijk. Ik kan het haast niet gelooven.” Treurig bewoog zij haar kelkslippen en de lange stekels leken plots ouder geworden.
„Goeien dag,” zei het viooltje.
36
1
Dat serre is natuurlijk gefantaseerd. Dat aan het adres van bloemkenners.