als laatste woord, duidelijk te onderscheiden in hun doodssnik, nog „vrijheid” stamelden.
Een andere garde die een eervolle vermelding verdient is de Geestelijkheid, zij die als taak en levensdoel Gods woord koos, de Waarheid te verkondigen en die met nimmer versagende moed hun plicht deden. Zij stelden zich liever koelbloedig aan de grootste gevaren bloot dan te zwijgen waar hun plicht gebood te spreken, onverschrokken, manmoedig en overtuigd. Terwijl ze het volk geestelijk weerbaar hielden.
Hulde aan hen allen die onverstoord doorgingen, niettegenstaande men velen liet boeten met kerker en concentratiekamp. Zij demonstreerden de waarde die zich kristallizeert als het woord Gods op de juiste wijze beleden wordt en in praktijk gebracht. Zij hielden onafgebroken de toorts der waarheid brandende tegen den storm in.
Hulde ook aan de velen die hun huizen en harten openzetten en gastvrijheid boden aan de opge-jaagden; die probeerden goed te maken wat anderen in koelen bloede misdreven. Deze dapperen die op onopvallende wijze een plaats inruimden, hun privéleven en hun gemakken ondergeschikt maakten aan het edele doel, voorgeschreven door het beste wat in den mensch aanwezig is: naastenliefde.
Zij, de stille werkers die zonder aanmoediging of ondersteuning door het goedkoope applaus der menigte, hun moeilijke taak aanpakten, niet terugdeinzend voor de grootste gevaren, blijk gaven ingeschakeld te willen worden in het front der
60