zij die er onder bezweken spraken immers niet meer.
Is het dan te verwonderen, dat, reeds voordat het gehate Czarisme, de aanstichtster van deze slacht-orgieën, ten val kwam, vele slachtoffers, waaronder de Joden, zich aansloten bij de revolution-nairen, de nieuwe partij, die hen de zoo vurig begeerde vrijheid beloofde?
En dit nu hebben de anti-semieten, zooals later zou blijken, weer aangegrepen om het in voor hèn gunstigen zin te verdraaien, om „het” communisme en „het” Jodendom voor identiek te verklaren. Deze hokus pokus slikte men niet voor het niet voor het eerst, en het zal niet voor het laatst geweest zijn.
De wereld nam van dergelijke pogroms in Oost-Europa kennis met een gevoel van afkeer en onbehagen. Wanneer men naast elkaar plaatst de offers door de Joden voor hun emancipatie gebracht, de theorie door de beschaafde wereld, ten aanzien van den vooruitgang van het humanisme verkondigd en aan de andere zijde de ontzettende terugslag, die zich manifesteerde in de Dreyfus-affaire, de rassentheorie en het wetenschappelijk anti-semitisme, dan blijkt, hoe de vooruitgang in wezen zich alleen op tcchnisch-materieel en niet op het cultureel-ideeël terrein bewoog.
Hoe gelukkig was de Jood, wien voorheen nog nimmer een redelijke kans was geboden om zijn gaven in vrijheid te ontplooien, toen de 19e eeuw aanbrak en het licht der vrijheid op zou gaan.
46