gerangschikt haar sinaasappelen en gepofte kastanjes pronkten.
Met een navolgenswaardige ijver, niet ophoudend te beweren, dat zij de mooiste waar verkoopt. In weer en wind, in alle seizoenen verkoopt ze wat het seizoen meebrengt, ’s Winters een stoof met heete kolen onder haar beweeglijke voeten, een vriéndelijke groet voor bekenden en vreemden. Deze zilverwitte vrouw, in dat stadsbeeld, tus-schen het haar welkome en onontbeerlijke straatrumoer; het is een pitoresk schilderij.
Zij zat er nog, deze zeker niet arbeidsschuwe vrouw, toen de gelaarsde helden haar kwamen halen voor de deportatie naar Polen.... niet begrijpend, vriéndelijk lachend, ondernam ze de eerste en de laatste reis in haar kommervol leven.
Ook in de eigenaardigheid om in groote groepen samen te wonen, ontmoeten wij een erfenis uit de tijden der ghetti, waarin de Joden in de meeste landen gedwongen waren te leven. Dat dit uiterlijke verschijnsel de nationale banden en het voortbestaan van een interne nationale organisatie sterk bevorderde, ligt voor de hand. In andere landen, zooals in Nederland, was hier slechts sprake van een aangeërfde dispositie.
En dan het verhaal van de pronkzucht der Joden. Hun hang naar sieraden, speciaal naar diamanten en edelsteenen.
Ook daarvoor is een psychologisch aanvaardbare reden of verklaring te geven, n.1. toen tijdens de
41