28
Margulies te kwalificeren met GI (Mischling ersten Grades) op grond van zijn afstamming van vaders zijde’. In hoeverre hier sprake is van een Calmeyeraans advies is niet duidelijk, maar als half-jood overleefde Margulies de oorlog. Het is goed denkbaar dat de ambtenaar Molhuijsen meeboog met de nieuwe orde door een rassenonderzoek in te stellen, maar dat de mens Molhuijsen besloot om een voor Margulies gunstig advies te schrijven.
Op 1 juli 1942 veranderde de status van het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork. Het werd een Judendurchgangslager onder bevel van de BdS (Befehlshaber der Sicherheitspolizei und Sicherheitsdienst). Vanaf 15 juli 1942 vertrokken de lange treinen naar Auschwitz. De Hulpsecretarie beperkte zich in de eerste fase tot het registreren van de kleine groep Duitse Joden uit het Stamm-lager, die werden gedeporteerd.1 Voor de veel grotere groep gedeporteerde Nederlandse joden werd het kamp als ‘doorgangshuis’ beschouwd.2 Zij werden niet door de Hulpsecretarie geregistreerd en zo ontstonden er na ieder transport steeds grotere hiaten in de bevolkingsregistratie van de gemeenten waaruit de joodse inwoners waren weggehaald. De belangrijkste ‘toeleverancier’ van Westerbork was de gemeente Amsterdam. De Endlösung werd op bevel van hogerhand uitgevoerd. Men had geen rekening gehouden met de bureaucratische consequenties. De administratieve continuïteit van de bevolkingsregistratie stond in dat stadium niet hoog op het prioriteitenlijstje van de bezetter. Het duurde bijna een half jaar voordat werd gepoogd deze administratieve discontinuïteit te repareren.
Volgens goed ambtelijk gebruik werd er een circulaire door de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters opgesteld. Op grond van dit rondschrijven (D II, no. 11-43/4, 26 november 1942) dienden kampbewoners in het bevolkingsregister van de gemeente te worden opgenomen.3 De Burgemeester beschreef de problematiek in zijn verzoek aan de Commissaris van de Provincie:
Het was mij en de andere gemeenten evenwel verboden inlichtingen uit het kamp te ontvangen. Dit was oorzaak van zeer vele administratieve problemen, aangezien de gemeenten van herkomst niet wisten welke van hun ingezetenen werden afgevoerd en waar deze ingezetenen bleven, terwijl daarnaast voor mijn administratie moeilijkheden werden geschapen in verband met huwelijk, overlijden en geboorten van kampbewoners. Na ampele besprekingen is tenslotte het verbod tot het verstrekken van inlichtingen over kampbewoners aan mij opgeheven op voorwaarde evenwel dat mijn administratie eveneens verwerkte alle mutaties welke in het kamp zich voordoen.4
De gemeentelijke administratieve activiteiten werden door een aparte afdeling van de gemeentelijke bevolkingsregistratie in het kamp uitgevoerd: de Hulpsecretarie. Twee ambtenaren maakten vanaf januari 1943 lijsten op van de binnengekomen joden per gemeente. De administratie van de Hulpsecretarie werd in feite een schaduwsysteem van de kampadministratie. De gemeentes werden volgens de gebruikelijke procedure verzocht de persoons- en de verhuiskaarten van de afgevoerde joden op te sturen.5 Daarvoor was het van belang dat de laatste woonplaats van de gedeporteerden
1
Archief IB-NRK, Westerbork, toegangsnummer 353, div. formulieren van het Hulpsecretariaat uit de periode juli tot en met december 1942.
2
Archief Midden-Drenthe, dossier 1364, brief van de Burgemeester van Westerbork Gualthérie van Weezel aan de Commissaris van de Provincie Drenthe gedateerd 18 april 1943.
3
Archief IB-NRK, Westerbork, toegangsnummer 254. Brief burgemeester van Westerbork d.d. 29 december 1942 inzake inschrijving in het bevolkingsregister.
4
Ibidem.
5
Ibidem.