117
9.8 Bijlage 8. Mevr. Wijsmuller en de Enquêtecommissie 1940-1945Na de oorlog werd mevrouw G. Wijsmuller-Meijer, die zich tijdens de oorlog had ingezet voor het lot van joodse gevangenen, door de Parlementaire Enquêtecommissie 1940-1945 gehoord over de manier waarop overheid en niet-overheidsorganisaties zoals de illegaliteit, de kerk en het Rode Kruis zich het lot van de gevangenen aantrokken.1 Voor het verlenen van hulp aan individuele personen in kampen heeft men de gegevens van deze personen nodig, en die gegevens waren wat betreft de gedeporteerde joden al tijdens de oorlog beschikbaar, zo blijkt uit het betoog van mevrouw Wijsmuller. In de periode begin 1944 tot september 1944 kon zij, op eigen initiatief, in beperkte mate pakketten naar Westerbork verzenden. De namen van de ontvangers waren bekend door de beschikbaarheid van lijsten en de cartotheek. Hier is een deel van het verslag weergegeven.
De Voorzitter:
Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter:
Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M.:
De heer Stokvis: De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter:
Mw. W-M:
De Voorzitter:
Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter: Mw. W-M:
De Voorzitter:
in die zelfde tijd viel ook, naar ik meen, het zenden van pakketten naar Theresienstadt?
Ja, en naar Bergen-Belsen.
Moest u daarvoor namen weten?
Ja, die wisten wij.
Hoe?
Omdat we alle lijsten hadden, dus ook van ieder, die in de barakken zat. Wij wisten of iemand van Drenthe naar Bergen-Belsen ging of naar Theresienstadt.
Dus u wist aan wie u het stuurde? ja.
Hebt u met die namenlijst ook nog wat anders gedaan of ze alleen gebruikt voor pakketten?
Er was een hele cartotheek voor.
Waar?
In de Jan van Eyckstraat. [adres Expositur, RS]
Dat was de Joodsche Raad.
Zijn er namen uit gelicht voor andere doeleinden als waarvoor u het deed?
Ik geloof het niet.
Zou dat gemakkelijk zijn gegaan, als men het wilde?
Heel gemakkelijk.
Men had dus gemakkelijk lijsten kunnen opzetten in Nederland van joden, die naar Duitsland waren gebracht?
Ja. Ik kreeg van de Joodsche Raad op: “die en die zit daar, wilt u daar een pakket heen sturen?” Toen is het een poosje zo geweest: wij moesten afzenders er op zetten en wij zetten er dan allerlei gefingeerde namen op.
Hebt u ook de namen van de ontvangers daarbij moeten overleggen? Er stond ook op, dat opgegeven moesten worden geboortedatum en enkele andere bijzonderheden. Waarheen kwamen de briefkaarten met ontvangstbevestiging voor de pakketten, die onder gefingeerde namen waren afgezonden?
Ze kwamen bij de Joodsche Raad, waar die mensen bekend waren.
Is hier ook weer een plichtsverzaking van het Rode Kruis mee gemoeid?
Ik wil hier liever niet op antwoorden.
Daarvoor zitten wij hier.
Als wij het hebben kunnen doen door de Kerk en de illegaliteit, had het Rode Kruis het ook kunnen doen.
Daarmede ben ik het niet eens.
Ik heb dat op mij genomen en de Kerk heeft het gedaan voor de gedoopte joden en wij hebben het voortgezet voor alle anderen.
Het is de vraag of het Rode Kruis het ook had kunnen doen.
In ieder geval had het Rode Kruis het kunnen steunen.
Dat is wel waar; het Rode Kruis had het geld kunnen geven.2
1
109 Enquelecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, Buitenlandse vertegenwoordiging (verhoren hulpverlening aan Nederlanders) 226-228.
2
Ibidem, 228.