me nog eens tot de politie: ‘Mag ik een taxi bellen, ik ben erg moe.’ Ze keken hun baas aan; het mocht, knikten ze.
Toen ik thuiskwam hoorde ik een harde radio meedelen dat onze koningin naar Engeland was uitgeweken, het leger had gecapituleerd.
Er lag een kort briefje in de bus van vrienden, een joodse, anti-fascistische journalist en zijn vrouw die in onmiddellijk levensgevaar verkeerden in geval van een Duitse bezetting, met wie we hadden afgesproken dat ze bij ons zouden onderduiken, maar die ons helaas niet thuis hadden getroffen ten gevolge van onze logeerpartij op het politiebureau en die nu een laatste poging zouden doen naar Engeland uit te wijken. Een geluk bij een ongeluk, want later hoorden wij nog vaak zijn stem door de Engelse radio.
Met mijn naar de politiekamer stinkende kleren nog aan ging ik naar bed en sliep zoals ik zelden had geslapen.
Het was de laatste nacht dat ik zo rustig sliep in vele, vele jaren.