hij op zijn vreugdedag geen zuchten wilde hoo-ren. Hij verzocht daarom, dat de gravin den gevangenen hun schuld zou kwijtschelden en hun de vrijheid zou terug geven.
Toen de gravin dit vernam, zeide zij tot hem:
— Gij moogt doen, zooals het u behaagt. Want vanaf dezen dag behoort alles ook u toe.
De man liet toen eenige wagens inspannen, zette de schuldenaren erop en liet ze in vrede vertrekken. En ieder van hen schonk hij een som gelds om opnieuw te beginnen.
Toen nu de man deze lieden uit den kerker bevrijd had en vele Joodsche zielen aldus van een wissen dood had gered, begon deze goede daad hem op het hart te branden.
En hij zeide tot zichzelf:
— Wat ga ik doen? Zal ik de zonde begaan om een dochter van een vreemd volk tot vrouw te nemen en daardoor mijn deel aan de toekomstige wereld verspelen? Neen, deze groote zonde mag ik niet op mijn ziel laden.
En hij nam zijn wagen en verliet het slotpark, zonder gezondigd te hebben.
Toen hij deze twee goede dingen volbracht had
— ten eerste had hij menschen uit den kerker bevrijd en Joodsche zielen van een wissen dood gered en ten tweede had hij berouw getoond en
41