— Ga naar den stal en kijk naar het kleine paard, dat u zoo lief was.
De pachter spoedde zich naar den stal en zag, dat het bedoelde paard dood neerlag.
Hij begreep, dat deze zaak een diepere betee-kenis had en vroeg den Baal-Sjèm ernaar.
Toen zeide de Baal-Sjèm:
— Verneem, dat de man, die u de onbetaalde schuldbekentenis achterliet, toen hij voor het Hemelsche Gerecht verscheen, veroordeeld werd, zijn schuld door arbeid af te lossen. Men gaf hem de gedaante van een paard en op die wijze heeft hij u tot uw volle tevredenheid gediend. Toen gij mij echter de schuldbekentenis in handen gaaft en ik haar verscheurde, werd hij schuldenvrij. De ziel werd verlost en het omhulsel bleef ontzield in uw stal liggen.
29