Dat hij bij zijn ontwaken zag Een meisje, levend in den dag En door het licht bestroomde. — Lompen, lompen, lompen,
Alle dingen lompen,
Linnen en katoen.
Daar Mozes op den Horeb stond En droeg de tafels van Verbond Voor zijn Israëlieten, —
Toen zag hij in het dal omtrent De kleine priesters met de bent Een gouden kalfje gieten. — Lompen, lompen, lompen,
Alle dingen lompen,
Linnen en katoen.
Toen Jezus in Getsemané De schuld der wereld op zich lee, Om aan het kruis te sterven. — Toen dacht Hij: Mijn herrijzenis Zal aan den mensch, die na mij is, De zaligheid doen erven. — Lompen, lompen, lompen,
Alle dingen lompen,
Linnen en katoen.
De zonne, die zijn gouden kop Steekt boven hooge bergen op,