Door de mazen valt het licht Op hun zingend aangezicht,
Op de oogen, stout en snel,
Op de schouders, zonder tel; — Heel het wereldsche bestand, Heeft hier oogen, mond en hand.
Al het kostelijk cement: — Arbeidskracht, het element Dat de wereld houdt bijeen, Vonkelt door de sterren heen, Geeft de zeeën zijn maatslag, Staat gestegen in den dag.
En die kerels gaan nu om, Weg te stooten eigendom En te maken alles vrij •
Land en goed en spinnerij, Zilver, eêlsteen en brokaat, — Dat de wereld bolder staat.
En een nieuwe schoonheid moet Stroomen in het menschenbloed, Want er zijn geen knechten meer En de slavernij is neer,
En de roode vaan is vlag,
En de arbeid is gezag.