Nieuwe Liederen der gemeenschap

Titel
Nieuwe Liederen der gemeenschap

Jaar
1920

Pagina's
73



XVI.

Wanneer uw stem in mij rondgaat, verheft Mijn bloed zich stralende, zooals de zee, Wanneer zij in haar hart wordt aangeraakt, Dan moet zij zingen luide in den nacht Of in den morgen, maar den nacht het meest, Wijl ginds de atmosfeer zeer stil is, en Geen luiding waart, want alles slaapt, en is In d’oorsprong, zijn gemeenschap, teruggezonken; Wanneer gij dan, in dit gelukkig uur,

O Poezie, u uit mijn ziel opheft Mijn ziel ligt neder als een donkre zee,

En haar met uwe rimpeling aanraakt,

Met rimpelingen van uw rythmisch kleed,

En u verheft ver boven mij, zooals De wind zich heft, op golven in den nacht,

Dat zij uitschreeuwen, naar het eeuwig licht Der wentelende sterren in de ruimte; —

Dan schreeuwt mijn ziel en is verheugd,

En ik stroom machtig uit, het nietig woord Dat in mij was, wordt golvende en slaat, Verheft zich en verbindt zich met het Al Der golven, waaruit ik ben saamgesteld,

Mijn ziel slaat in mij op en wil omhoog De stem na die haar diepten heeft geraakt, Dees wind, dees hooge geest, de Poezie Van het heelal ijlt gij dan na, mijn ziel,

36

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.