39
Charlotte: En ’t andere dertig. Dat’s vyf-en-zeventig. Dat maakt twee honderd negen-en-negentig gulden vijftien centen, ’k Heb eerst by den kruyenier
— om ’t te wisselen, en om is lekker swiet te slaan, ’n pak lucifers gekocht. Asjeblief. Dat is honderd papier. En in de zak zit de rest an zilver. Nou, mot niemand ’t natellen ?
Mevrouw: Strakjes, ’t Zal wel kloppen. Prosper: (nijdig) Strakjes I De helft zal ’r niet an mankeeren!
Charlotte: (gebluft) Nou, nou! Als u dan maar niet later...
Prosper: (opstuivend) Nee, nee! ’t Is in orde! Charlotte: (gebluft) Nou, nou! (af).
ZESTIENDE TOONEEL.
De vorigen, zonder Charlotte.
Prosper: (tot Groomoe, die in de stilte bij Charlotte’s heengaan, den zak naar zich toehaalt, en *r iets uit neemt) Mama, mama! Scharrel niet!
Groomoe: Ik heb jou — dat weet je toch, Jeanne ?
— ’n gulden voor de koffie geleend.. .
Prosper: Ben u bang, dat we met uw kapitaal
met de noorderzon verdwynen?
Aristide: Ja, wat voor ’n manieren, Netje!... Als we dat allemaal deden, Adèle en ik, en wie ’r meer zoo’n kleinigheid voorgeschoten heeft, blyft ’r niemendal voor de begrafenis over!
Tante Adèle: Neef, mag dat raam niet dicht asjeblief, asjeblief? ’t Tocht schrikkelijk, schrikkelijk!
Prosper: ’t Geduld van hónderd engelen, moet je hier hebben! Daar willen we beraadslagen over ’n zaak van beteekenis, ’n ernst, als we nog nooit in de familie hebben gehad — daar valt ’n fortuin uit de lucht... Aristide: ...’n Fortuin en ’n vrouw ... Prosper: Dank je! Daar heb je den soufleur weer!...