37
VEERTIENDE TOONEEL.
De vorigen, Félicité.
Félicité: Gompie, pa, ’r is ’n vreemde juffrouw na boven geloopen, en die zit op de trap te huilen!
Prosper: (verslagen) Is dat.. . ?
Baptiste: Kryg ’k antwoord, of kryg ’k geen antwoord ? Heeft-ie meer dan ’n ton nagelaten ? Heeft-ie...
Prosper: (woest) Ik vraag je wie de juffrouw, de juffrouw, waarvan Fé vertelt...
Baptiste: Wel allemachtig, daar ben ’k toch mee binnen gekomen! Je ben toch niet Oost-Indisch doof! Hy is getrouwd, getrouwd, getrouwd!
Tante Adèle: Getrouwd? Met wie?
Baptiste: Met wie, met wie, met wie! Met Pollie! Met Pollie! Met Pollie I (valt buiten adem in *n stoel) Zoo. (heesch) Zoo. En nou jullie. Dus, dus, op de Credietbank... En dat weet je stellig...? En daar heeft zy, zij me geen woord van gezegd!
Prosper: (naar een raam toegaand, en dat opschuivend, waarbij hij nijdig een pakket rouwkennisgevingen op den grond smijt) Man, man, hou je mond! Ik stik!... (blazend om adem te halen) Ik stik letterlyk! . . . En waar, waar heb je dat mensch gevonden?
Baptiste: (zenuw-geprikkeld) Hier. In m'n vestzak! By m’n horloge! Je lykt wel simpel, oom! Waarvoor heb ’k de reis gemaakt? Waarvoor ben ’k vanmorgen om zès uur op de trein gaan zitten?
Aristide: Dus, ze was in 't hotel?
G r o o m o e: Getrouwd? — Met — ’n juffrouw, die op de trap zit, getrouwd?... Kinderen, wat kryg ’k daar *n hartklopping van! Getróüwd — maar dat zal ze dan toch moeten bewyzen, dat ze getróüwd is... Heeft ze je ’r trouwboekje laten zien, Baptiste?
Baptiste: Ja, dat lag in ’t hotel naast ’r boterhammenbordje! Naast ’r onderrok, naast ’r haarborstel! De vraag! De nonsensvraag!