30 EERSTE BEDRIJF, NEGENDE TOONEEL
Moeder (fel):
Jullie! Jullie! Sta ik niet voor alles alleen. . . .! Stooten jullie niet iedereen af? Is Doortje zoo pas niet nijdig weggeloopen? Doortje, wie je d'r laatste centen afgenomen heb....
M a t h ij s:
T egen behoorlijke quitantie ....
Moeder:
Hou je mond met je misselijke nonsens! .... Hij zich van de zaken wat antrekken! Most-ie gisteravond niet de jaarvergadering — de jaarvergadering van z'n rederijkerskamer bijwonen, heeft-ie Zondag wéér bestuursvergadering, hier aan huis, terwijl de belasting nog niet betaald kan worden. . . . terwijl de hypotheekbank driemaal op 'n dag telefoneert! .... telefoneert — vraag waarvoor wij, die ons niet weten te roeren 'n telefoon,
n telefoon, noodig hebben allemaal nonsens
uithalen, nonsens, grootheidswaanzin.. . (smartelijk) .... Nooit heb 'k zoo iets bij m'n eigen ouwers voor me gezien, nooit — 'k ben bang, bang — bang voor den nacht, bang voor den morgen. ... (af in keuken).
M a t h ij s:
Ja, ja. Licht dat 'k iets op m'n boterham krijg! S o n j a:
Hè, nee — zit nou niet zoo, vadertje!
M a t h ij s:
Je heb gelijk — je heb gelijk!
Moeder (terug uit keukent vouwt servet van tafel) :
'n Telefoon, 'n telefoon! Voor wat n telefoon!